|
Klaas Bolt, een Groninger zonder
humbug
Door:
Jan van 't Hul
In
tegenstelling tot zijn voorgangster, die slechts vervangende diensten
verrichtte, bekleedde Bolt in de Bavo de zelfstandige functie van
(tweede) stadsorganist. Hij werd daarbij speciaal belast met de
verzorging van diensten van de Hervormde gemeente te Haarlem. Daarin
nam hij in 1983 het initiatief tot de muzikale avonddiensten Zondagavond
in de Bavo.
Klaas
Bolt was een hartstochtelijk liefhebber van een volle kerk die uit
volle borst zong. Echt Hollands, noemde hij dat. Schreeuwen
is een zeer natuurlijke zaak. Denk maar aan kinderen in de wieg.
Vocaliteit is altijd luid geweest. In de middeleeuwen werd zeer
luid gezongen. De orgels klonken ook luid, zeer vocaal. Ze waren
een verlengstuk van de zang.
Als Klaas Bolt buitenlandse gasten had, bezochten ze zondags diensten
in de Bovenkerk te Kampen of in de Hervormde Stephanuskerk te Hasselt
waar nog niet ritmisch word gezongen. Dat is historie! de
Geneefse Psalmen en het Gregoriaans zet ik op één
lijn van belangrijkheid in de kerkmuziek. Ook ging Bolt op
zondag wel eens luisteren in de Grote Kerk te Maassluis: Als
Asma gemeentezang begeleidde, dat was wat! Hij stimuleerde gemeentezang
heel goed.
In 1979 belegde de Rotterdamse boek- en muziekhandelaar Piet Lindenberg
ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan van zijn zaak een gemeentezangavond
in de Oude Kerk te Rotterdam/Delfshaven met Klaas Bolt aan het orgel.
de avond werd gepresenteerd als oud Hollands zingen
en er was zelfs een voorzanger. Vijf jaar later kreeg dit initiatief
een vervolg in de Oude Kerk van Rotterdam/Charlois. De psalmen klonken
er stoer en gloedvol op, rustig in tempo, ondersteund door een stevig
orgelfundament. In volle harmonie zongen ze bijna het dak van de
kerk. Bolt gaf daar de gemeente voluit de kans om te zingen en begeleidde
inspirerend met bovenstemmen, gehaald uit een van de middenstemmen
van de harmonisatie. In zijn speeltrant, in zijn registratie-opvattingen
en muzikale uitdrukkingsmiddelen toonde Bolt zich een ouderwetse
en voorname stadsorganist uit de 18de eeuw.
In een tijdperk waarin het modieus stond om gemeentezang op te jagen
en psalmen met steeds grotere voortvarendheid te zingen, bepleitte
hij met heftige hardnekkigheid een gedragen zangwijze. Op jaarvergaderingen
van organisten, voor de radio, aan iedereen die het maar horen wilde,
verkondigde Bolt dat het zo met onze gemeentezang niet goed ging.
Ook het Liedboek voor de Kerken spaarde hij niet. Op een aantal
fundamentele punten zou de liedbundel de gemeentezang eerder dooddrukken
dan verbeteren.
Net toen het erop leek dat protestants Nederland musicologisch
zou gaan zingen wierp Klaas Bolt de knuppel in het hoenderhok
met zijn artikel in het Orgel (mei 1979): de gemeentezang
is ten offer gevallen aan de huidige drang tot nivellering en modernisering!
Weg
waren tientallen jaren noeste musicologenarbeid. Als de grote boosdoeners
werden aangewezen de negentiende eeuw, de orgelbouw in de jaren
vijftig en zestig toen er instrumenten werden gebouwd die wel gericht
waren op een concertmatig gebruik, maar niet op de begeleiding van
gemeentezang. En als laatste boosdoener priemde Bolts vinger in
de richting van Jan van Biezen en consorten die verantwoordelijk
waren voor de tempoverdubbelingen en de muzieknotatie in het Liedboek.
Dit was volgens Bolt zeker: de gemeente zingt te clean, te licht
en te vlot, met een hele regel en soms zelfs wel twee op één
adem. Met instemming haalde Bolt het verzet aan van Jan Zwart sr.
Deze schreef hierover dat gemeentezang in de zestiende eeuw uitgekreten
zou zijn als commediantendans en geistlos schnattarattat.
Boosdoener
Van Biezen verweerde zich een half jaar later, maar de verwarring
bleef. Op het 90-jarig bestaan van de Nederlandse Organisten Vereniging
worden de perikelen op een congres aan de orde gesteld. Op een samenzangavond
in de Domkerk word er gezongen volgens de principes van Van Biezen
en volgens de principes van Bolt. Het tempo van Van Biezen (60 of
72 lange noten per minuut) vonden velen veel te hoog. Het tempo
van Bolt (35 lange noten per minuut) vonden velen veel te laag.
Het juiste tempo zat ergens tussenin liggen. En de kippen uit het
hoenderhok kakelden lustig voort.
Marsliederen
Slotconclusies uit dit verhaal zijn moeilijk te trekken. Maar zeker
is wel dat Bolts zangwijze her en der met grote gretigheid is overgenomen,
vooral in kringen waarin men traditiegetrouw graag langzaam zong.
Op 7 juli 1989 verklaarde de Bavo-organist nog steeds (Reformatorisch
Dagblad): Gemeentezang is een gebeuren van het volk, van de
gemeente. Maar voor dat aspect is in musicologische kringen steeds
minder oog. Musicologen menen dat je gemeentezang naar cantorijvoorbeeld
moet scholen en verbeteren. Heel gecultiveerd. Ik vind het prima
dat men zoekt naar nieuwe vormen, naar nieuwe mogelijkheden. Maar
je mag daarmee niet de gemeentezang weggooien. Men hoort ook niet
meer hoe grandioos gemeentezang klinkt. Organisten en cantores jagen
de gemeente op, het zal en moet een soort imitatie-koorzang worden.
Maar zodra men gemeentezang gaat dirigeren, worden het marsliederen.
Klaas
Bolt wees nog meer boosdoeners aan die de gemeentezang vernielden:
ds H.Hasper die de psalmen heel vlug en lichtvoetig wilde
zingen. En de Singbewegung uit Duitsland en de liturgische
beweging in eigen land. Deze liturgische beweging, begonnen
door professor Van der Leeuw, heeft een soortgelijke ravage aangericht
in de kerk. Heel gèkke dingen. Er kwam een liturgisch centrum,
de preekstoel werd verplaatst of afgedankt, ook in het kleinste
kerkje krijgt de dominee een microfoon om zijn nek, wordt als het
ware steminvalide, op de liturgische tafel staat de elektronica
centraal, er komt vloerbedekking in de kerk, de akoestiek wordt
vernield, de gemeentezang gaat eraan.
Het
had eigenlijk allemaal een vervolg moeten krijgen. Bijvoorbeeld
op de door Bolt bepleitte jaarlijkse Kerklieddag in de Bavo. Bolt
zag zoiets niet als concurrent van de Liedboekdag, hoewel de invulling
van deze dagen zich voor hem wel in een uiterste bevond. (De
Liedboekdagen gaan te veel voorbij aan de pure gemeentezang).
Bolt wilde in de Bavokerk alle gezindten bij elkaar brengen. s
Morgens zou het accent moeten liggen op de psalmen, die ritmisch
en iso-ritmisch gezongen konden worden. s Middags zou het
dan gaan om het Liedboek en om de bundel 1938. Maar het mocht er
niet meer van komen.
Klaas
Bolt kon in al zijn patriarchale bedaardheid geweldig opstuiven
als het ging om een gebrek aan kwaliteit op de orgelbank. In 1986
schreef hij in het dagblad Trouw: ledere zondag veroorzaken
organisten, voornamelijk amateurs, een dikke walm van muzikale wansmaak
en onkunde die uit tal van Nederlandse kerken ten hemel stijgt.
Bolt vroeg van organisten, beroeps en amateurs, vakkennis, deftigheid
en betrokkenheid. Kennen met je hoofd en kunnen met je vingers
en voeten horen als een Siamese tweeling bij elkaar. De Haarlemse
organist was een begaafd concertgever die een breed overzicht had
op de orgelliteratuur van de afgelopen eeuwen. Hij was kritisch
als het ging om de kwaliteit van het concertinstrument.Niet op alle
orgels speelde hij en hij was zeer kritisch op het verschil tussen
nieuwe en historische orgels. De laatste tien jaar van zijn leven
bouwde hij zijn concertpraktijk welbewust af. Hij legde zich meer
en meer toe op koraalimprovisatie en gemeentezang (begeleiding).
Enkele van zijn koraalimprovisaties zijn vastgelegd op grammofoonplaten
van historische orgels to Medemblik, Harderwijk, Oude Kerk te Amsterdam,
Zandvoort, Oosthuizen, Delfshaven, Kampen, Krewerd, de St.Bavo in
Haarlem, Rotterdam-Charlois en Zaltbommel. Vorig jaar gaf Lindenberg,
Boeken & Muziek, de cd uit Klaas Bolt improviseert op
vijf historische orgels, bevattende opnames uit 1982 en 1989.
Wie
deze opnames wat kan volgen ontdekt een verschuiving van een eigentijdse
muzikale taal naar een meer herkenbare improvisatiestijl die beter
aansloot bij zijn eigen persoonlijkheid en zijn eigen ideeënwereld
en meer vervlochten was met de aard van het historische orgel. Eigentijdse
improvisaties liet hij aan anderen over, maar voor de moderne improvisatiekunst
van sommige collega's had hij groot respect. Bolt bleef echtor wel
van effecten houden, want improviseren is ook een beetje theater
spelen, zei hij in een interview met de Orgelvriend (februari
1986). Humor ontbrak bij Bolt maar zelden. Zo improviseerde hij
eens een concert in de stijl van Johann Gottfried Walther onder
de titel Concerto del Signor Boltini.
In
voorbereiding zijn nog cds met gemeentezang en improvisaties
uit Haarlem, Utrecht en Krewerd,en historische opnames uit de jaren
zeventig in het Groningerland en gemeentezang en improvisatie in
Lunteren en Hendrik Ido Ambacht. Bolt was adviseur bij de restauratie
en nieuwbouw van talloze orgels, dit in samenwerking met de Orgelcommissie
der Ned. Hervormde Kerken de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Hij was adviseur van de Stichting Oude Groninger Kerken, lid van
de Orgelraad van de Oud-Katholieke Kerk in Nederland en adviseur
van de gemeente Haarlem inzake onderhoud en restauratie van het
Müller-orgel. Door toedoen van Bolt werden verschillende kerken
in de regio Haarlem van historische orgels voorzien (de dorpskerken
van Bennebroek, Heemstede en Bloemendaal).
Grote
adviesprojecten die Bolt onder handen heeft gehad waren die van
Winterswijk (1972), Julianakerk Scheveningen (1973), Harderwijk
(1981), Zaltbommel (1986), Alkmaar (1987), de Schnitger-orgels van
Uithuizen, Godlinze en Eenum (1987), de Der Aa-kerk Groningen en
de nog steeds niet beëindigde restauratie van het orgel in
de Oude Kerk te Amsterdam. In deze hoedanigheid heeft Klaas Bolt
mede het gezicht bepaald van de Nederlandse orgelbouw in de jaren
zeventig en tachtig. Na afloop van een restauratie kon hij kostelijk
vertellen over wat er allemaal met het orgel was gebeurd.
Ook
deed Klaas Bolt enige publicaties het licht zien. Naast het reeds
genoemde geruchtmakende artikel in het Orgel, zijn dat de
orgelmaker Christian Müller (1690-1763)en zijn werk (1970),
de historie en samenstelling van het Haarlemse Müllerorgol
(1979)en The character and function of the Dutch organ in
the seventeenth and eighteenth century (1987).
In 1989 onderging Klaas Bolt voor de derde maai een zware operatie.
Even bloeide hij op. Nog geen jaar later trouwde hij met Margarethe
Bartels uit het Duitse Leer, de vroegere echtgenote van orgelmaker
Jürgen Ahrend. Zij had hem in het Borromeushospital te Leer
verpleegd. De huwelijksdienst vond op 2 januari 1990 plaats in de
Nieuwe Kerk te Haarlem; voorganger was ds C.Bijl, organist was Bolts
vriend Willem Wijting, organist van de Nieuwe Kerk in Beverwijk.
In diezelfde week bespeelde Klaas Bolt voor het laatst zijn Bavo-orgel.
De operatie van 1989 had zijn ziekte niet kunnen keren. Vanaf zijn
ziekbed bleef hij zich tot het laatst toe bezighouden met orgelzaken,
analyserend en dirigerend. De laatste klankimpressies van het vrijwel
gerestaureerde orgel in de Der Aa-kerk te Groningen werden hem op
een bandje gebracht. De Nederlandse Organisten Vereniging onderscheidde
hem op zijn ziekbed nog met het erelidmaatschap van de NOV.
Klaas
Bolt, Ridder in de orde van Oranje-Nassau, overleed op 11 april
1990 in zijn woning te Haarlem/Overeem. Hij bereikte de leeftijd
van 63 jaar, 38 jaar was hij een van de vaste bespelers geweest
van het orgel in de Bavo te Haarlem. Eigenlijk was hij nog in de
kracht van zijn leven. Hij zat nog vol met plannen en nieuwe ideeën.
Zo moesten onverwezenlijkt blijven. Zijn huwelijk met Margarethe
Bartels had precies honderd dagen geduurd.
De
door Bolt zelf voorbereide begrafenisdienst vond plaats op Stille
Zaterdag 14 april in de Grote of St. Bavokerk te Haarlem. Zijn vrienden
Hans van Nieuwkoop, Stef Tuinstra en Willem Wijting bespeelden het
orgel. Klaas Roelof Bolt werd begraven op de begraafplaats Westerveld
te Driehuis-Velsen. Zijn graf werd gedolven op slechts enkele meters
van het graf van Piet van Egmond.
Orgelarchief
Het complete
orgelarchief van Klaas Bolt kwam, met financiële medewerking
van het Prins Bernhard Fonds, in het bezit van de Eduard Reeser
Stichting. Deze stichting opgericht in 1987, heeft als doel een
bijdrage te leveren aan de muziekwetenschappelijke collecties van
de Rijksuniversiteit Utrecht en in het bijzonder van de bibliotheek
van de faculteit Muziekwetenschap. De aantekeningen die Bolt maakte
van zijn improvisaties liggen nu bij Harald Vogel.
|
|