Klaas Bolt:
,,Het
zou niet best zijn als we allemaal gelijk zouden spelen''
Door:
Willem van Twillert
Klaas
Bolt werd in 1927 in Appingedam geboren. In 1956 en 1957 werd hijwinnaar
van het Internationale Improvisatieconcours te Haarlem. Met zijn
op historische leest geschoeide orgelspel en met name ook met zijn
begeleiding van de gemeentezang heeft Klaas Bolt zich grote faam
verworven.
Bij zijn improvisaties, waarvan er verschillende op grammofoonplaten
te vinden zijn, laat Bolt zich inspireren door historische orgels.
Welke vorm of stijl Bolt kiest voor zijn improvisatie, laat hij
uiteindelijk afhangen van het door hem te bespelen orgel. Een jaar
of vijftien geleden was hij de eerste organist die in Nederland
een nieuwe speelwijze introduceerde. Nu wordt deze aan de conservatoria
onderricht.
In 1979 publiceerde hij een geruchtmakend artikel over De
gemeentezang in een crisissituatie (Het orgel). Nu zegt Bolt:
Het doet me deugd dat ik overal in het land organisten tegenkom
die zeggen: Sinds dat artikel zijn we langzamer gaan begeleiden.
Willem
van Twillert in gesprek met Klaas Bolt. Waar ik alleen erg
fel tegen ben is tegen minderwaardige
kwaliteit maar niet tegen een bepaalde orgelstijl.
Dit vraaggesprek vond plaats na een koraalconcert in de met kaarslicht
sfeervol verlichte Nieuwe Kerk in Haarlem. De formule voor deze
orgelvesper werd door Klaas Bolt uitgedacht. Er worden
in hoofdzaak koraalbewerkingen gespeeld; als sluitstuk wordt dit
seizoen steeds geïmproviseerd over dezelfde melodie. De keuze
viel voor dit seizoen op de melodie van psalm 147.
Waarom
heb je gekozen voor de melodie van psalm 147?
,,Ik
vind dat je een mooie psalmmelodie, die langzamerhand volkomen in
onbekendheid raakt, weer eens naar voren moet halen."
Hoe
ben je eigenlijk tot de keus gekomen voor je klassieke idioom in
je improvisaties, tenslotte, heb je twee keer Haarlem
gewonnen. Maar toen niet in klassieke stijl geïmproviseerd.
,,Nou
dat komt gewoon voort uit mijn omgang met historische orgels. Hoe
klassieker en mooier een instrument is, hoe minder je er modern
op kunt spelen. En aangezien ik me erg inleef in de goede orgels,
en er veel mee bezig ben, er ook tussen ben opgegroeid, ben ik me
daar naar gaan richten en merk ik dat die instrumenten dit klankbeeld
van je vragen."
We
hebben het nu over je improvisatie; je bent een trendsetter
geworden op dit gebied, met name ook wat betreft het klankidioom.
Hoe improviseer je en hoe is je voorbereiding?
,,Ik
probeer een vorm en een bijbehorende registratie uit. Soms zet ik
enkele noten op papier, bijvoorbeeld een themaatje, maar verder
niet. De registraties bereid ik goed voor. Net als bij literatuurspel
probeer je de registratie ze effectvol mogelijk te kiezen. Met improvisatie
kun je dus niet altijd maar wat opentrekken en wat gaan spelen.
Muziek maken is ook een beetje theater spelen. De effecten moet
je van tevoren uitdenken."
Wat
mij bij je improvisaties opvalt is de klassieke vormen die je kiest
en de uitermate verzorgde periodisering. Met dat laatste bedoel
ik dat wanneer men iets nieuws verwacht tijdens je improvisatie
dit ook komt.
,,De
vormgeving bij improvisatie is natuurlijk hét grote en moeilijke
punt. Precies op tijd weer wat anders doen, de lengte goed bepalen,
daar worstel je toch altijd mee. De afwisseling in beweging, van
effecten en van speelmanieren, dat vind ik eigenlijk waar het om
gaat bij het improviseren. Het is niet zozeer het idioom (klankbeeld,
v.Tw.)want dit geldt voor elke idioom. Of je nou klassiek speelt
of modern zal ik maar zeggen, die vormbeheersing is het belangrijkste."
Over
de vorm gesproken: Vaak merk je dat een inleiding, voordat de koraalmelodie
intreedt, wel degelijk uit vier of acht maten bestaat. Doe je dat
bewust?
,,Ja
zeker, dat ben ik mij bewust. Dat doe ik met studenten ook, dat
tellen. Dat heb ik zelf toen ik improvisatieles bij Cor Kee had,
als een van de eerste dingen geleerd. In de maat spelen, dat je
precies op de eerste of derde tel ophoudt of met iets nieuws begint.
Je merkt aan leerlingen dat je dit moet trainen. Dat is lastig dus.
Op den duur gaat het weer vanzelf, want als ik mezelf hoor spelen
dan ben ik me dit niet altijd bewust en dan denk ik toch wel vaak;
he, precies goed. Ja, soms zit ik er wel eens naast, maar je leert
dat natuurlijk."
Je
maakt onderscheid tussen improviseren in de dienst en concertimprovisaties.
,,Ik
voel me minder prettig als ik op een concert improviseer. Dat doe
ik af en toe. Men vraagt mij veel, maar ik doe het weinig en alleen
op mooie orgels. Ik kan er niet ze goed tegen, wanneer de belangstelling
alleen uitgaat naar het orgel en de organist. Voor mij is een orgel
een begeleidingsinstrument; niet een solo-instrument in de eerste
plaats. Orgelspel heeft voor mij de meeste waarde wanneer het klinkt
als begeleiding van gemeente- en koorzang en van wat er liturgisch
gaande is. Een grote Bach Preludium & Fuga bijvoorbeeld klinkt
voor mij het mooist na afloop van een kerkdienst wanneer de mensen
lopen. Dan leeft een kerkgebouw. Tijdens een concert is een kerkgebouw
als het ware dood omdat de mensen stil zitten te consumeren.
Daarom speel ik veel liever in een dienst. En vind ik een orgelkoraal
in een dienst -tijdens het Avondmaal of ze - honderd maal mooier
dan als nummer zoveel op een concert."
Heb
je een advies voor een organist(e) die wekelijks in een kerkdienst
speelt?
,,Goed
les nemen; er wordt namelijk zo ontzettend veel geknoeid in de Nederlandse
kerken. Ik kom nog even terug op het trend zetten. Trend zetten
is een beetje zwaar hoor. Ik vind het fijn dat ik af en toe wat
invloed heb op orgelbouw en gemeentezangbegeleiding, maar omdat
nu meteen een trend te noemen....."
Een
jaar of vijftien geleden was jij de eerste organist die in Nederland
een nieuwe speelwijze introduceerde.
,,Ja,
ik weet nog wel dat ik toen een plaat gemaakt heb en dat daarop
bij een koraal de cantus firmus met één voet speelde.
Daar werd om gelachen, ook wel door vooraanstaande vakorganisten
enzovoort. En nu nu wordt het aan de conservatoria onderricht (Lacht
op zijn beurt)."
Zou
je het toejuichen wanneer orgelstudenten aan de conservatoria kunnen
kiezen voor één stijl en daarin via literatuurstudie
en stijlonderzoek afstuderen?
,,Eh....
Ik vind dat moeilijk. Op het conservatorium is daar ook al veel
over gediscussieerd. Ik geloof dat je als orgelstudent met alle
stijlen, dus ook de hedendaagse, goed kennis moet maken. Je moet
oppassen om je al teveel te beperken."
Wat
mij tijdens het ondergaan en beluisteren van je improvisaties vaak
beroert is een gevoel dat me doet denken: Dit hoor ik veel liever
dan een lange wel-of-niet op een koraal gebaseerde sonate uit de
romantiek. Uitzonderingen zoals bv. Mendelssohn en Reubke daargelaten.
,,Ik
geloof dat er in improviseren een avontuurlijk en levendig element
zit dat je niet hebt als je literatuur speelt....."
Laat
ik de vraag nog concreter maken: ik vind jouw improvisaties veelal
beter speelbaar en beter genietbaar dan veel gedrukte muziek uit
de na-Bachse en romantische periode en dan heb ik het nog niet eens
over de talloze paginas muziek die in bibliotheken liggen.
Je hoeft er niet op te antwoorden maar zaten die mensen tóen
niet op een dood spoor?
,,Eh....
ja kijk, we leven nu in het algemeen in een hoogtepunt wat het musiceren
betreft, denk ik. Als je die vele voortreffelijke organisten hoort.
Er is de laatste 20 jaar ze ontzettend veel talent onder jonge organisten
aan te treffen. ledere tijd heeft zn eigen sfeer, in de vorige
eeuw was alles plechtstatiger, denk maar eens aan J.G. Bastiaans
(1812-1875). Bastiaans heeft schitterende kerkliederen geschreven
maar zijn harmonisaties zijn stijf, althans in onze oren."
Waarom
schrijf je zelf geen muziek op?
,,Dit
is al vaker gevraagd maar ik moet het spélen.... Wanneer
ik het zou opschrijven denk ik: ach nee, ik kan het beter zó
doen of zus. Een enkele keer heb ik natuurlijk, wanneer ik voor
een plaat bezig ben, bepaalde variaties zo voorbereid dat ik ze
bijna op kan schrijven. Kijk, dat vind ik nou ook het leuke van
platen maken: het instrument op zn gunstigst presenteren,
een klankdemonstratie."
Lindenbergs
boekhandel, Rotterdam is de eerste geweest die je specifiek dáárvoor
gevraagd heeft?
,,Ja,
maar ook voor het begeleiden hoor."
Het
Liedboek
In 1979 publiceerde je een geruchtmakend artikel in het
Orgel over De gemeentezang in een crisissituatie.
Je stipte daar o.a. een aantal negatieve gevolgen aan van ondermeer
de visie van Ina Lohr en haar invloed op het tempe van de gemeentezang
enz. Wat vind je nu, zeven jaar later van de situatie?
,,Het
doet me deugd dat ik overal in het land organisten ontmoet die zeggen:
Sinds dat artikel zijn we langzamer gaan begeleiden.
En nu durft men weer langzamer tempi te kiezen, want men dacht altijd
dat je alsmaar sneller moest. Sinds dat artikel is dat niet meer
ze het geval en dat vind ik wel plezierig. Dat het invloed heeft
gehad, daar ben ik wel een beetje trots op."
Wat
ik vanmiddag tijdens de orgelvesper ook merkte is dat
je soms een andere melodieversie kiest dan degene die in het Liedboek
staat. Het Liedboek grijpt merendeels terug naar de oudste lezing.
Ben je het daarmee eens?
,,Muzikaal
vind ik het Liedboek een vooruitgang omdat er vaak muzikaal mooiere
versies van liederen bestaan dan die gezongen worden. Maar ik vind
gemeentezang is volkszang en dan gaat het erom hoe de gemeente zingt;
je moet de gemeente melodieverbeteringen niet opdringen. Het gaat
er ook niet om of iedereen uniform zingt, want dat is ook een groot
misverstand: dat men overal alle liederen op een gelijke manier
zou moeten zingen. Deze uniformiteit is typerend voor de tegenwoordige
tijd met zijn nivellerende tendensen. het gaat erom hoe de gemeente
een lied kent en hoe zij een lied zingt; dáár moet
je je aan houden."
,,Bijna de helft van de liederen zou kunnen vervallen, want die
worden nooit gezongen door een doorsneegemeente. Daarvoor
in de plaats kun je dan bijvoorbeeld van bepaalde liederen twee
versies nemen: een versie die bekend is en een versie die musicologisch
(en ook muzikaal) het mooiste is. Ik denk dan aan liederen als:
k wil U o God mijn dank betalen (L.390) Alle roem is uitgesloten
(L.451) Een vaste Burcht (L.401) Het is natuurlijk treurig dat de
mensen geen Vaste Burcht meer kunnen zingen, want daar
komt het toch op neer. Hoewel de Liedboekversie schitterend is,
had daar de gewone naast moeten staan."
,,Ik vind het Liedboek muzikaal dus een vooruitgang, maar niet goed
op de praktijk afgestemd. Hoewel ik veel kritiek heb, overheerst
ten opzichte van het Liedboek bij mij toch het positieve. Veel liederen
die we slechts kenden van orgelbewerkingen van Bach en anderen zijn
nu opgenomen. Ik denk daarbij aan de vele prachtige Bijbelliederen.
Het Liedboek voorkomt ook dat we in de kerk afzakken naar het populaire
en sentimentele geestelijke lied. Dit laatste heeft ook bestaansrecht
maar er is verschil tussen een kerklied en een geestelijk lied,
zoals er ook verschil is tussen de taal van de Bijbel - met name
die van de Statenbijbel - en een traktaatje van de zondagsschool.
Volkszang blijft nooit hetzelfde. Die verandert steeds. Daarom kun
je niet zeggen: Nou is het stop, nu moet iedereen zingen wat
is genoteerd.
,,In dit verband onderschrijf ik volkomen hetgeen Johan Haaksma
(Soest) schreef in het blad Orgeldienst van de VGK van augustus
jongstleden: "Psalmen en gezangen zijn de volksliederen van
onze reformatorische kerken. Het gaat hier dus om een levende volkskunst.
Net als een dynamische levende taal, in tegenstelling tot een statische
dode taal, kenmerkt een volkslied zich door groei en verandering.
Het kerkvolk, bij wie de melodieën van die volksliederen leven,
verandert ze onder invloed van een veranderende muzikaliteit, van
modaliteit naar tonaliteit bijvoorbeeld, om die melodieën voor
haar beter begrijpelijk en zingbaar te maken. Daarbij ontstaan vaak
ongeschreven regels, die soms per plaats of gemeente kunnen verschillen.
Weet een organist zich bij de regels van zijn gemeente aan te sluiten,
dan zullen de zangers hem zeker dankbaar zijn."
,,Wil de organist de gemeente echter allerlei andere regels opdringen,
om de volkszang meer in overeenstemming te brengen met de Bundel
bijvoorbeeld, dan zou die dankbaarheid wel eens wat te wensen over
kunnen laten." Maar anderzijds is het goed dat er regelend
wordt opgetreden, je moet proberen een chaos te voorkomen. Zo is
t ook weer natuurlijk."
Je
voelt je in hart en nieren kerkorganist.
,,Ja."
Is
het om die reden dat je een kerkdienst hebt bijgewoond waarin Feike
Asma speelde?
,,Ja,
ik ben eens een keer naar Maassluis geweest. Dat was een van zijn
sterke punten, de gemeentezangbegeleiding."
Hoe
was die ervaring?
,,Voor
het grootste deel hoorde je de bekende, goedkope en versleten clichés;
al die dominantseptimeakkoorden opeengestapeld, maar daar tussenin
kwam dan soms echt iets waarvan je zegt: Ja, dat is toch weer
geïnspireerd. En de begeleiding van de mensen dat deed
hij geweldig goed, daar had hij gevoel voor. Nou ja, dat vind ik
erg belangrijk; ze werd zon dienst met Asma dan toch echt
een belevenis."
Ervaar
jij een twee - zo niet driedeling - in organistenland?
,,Er
zijn zoveel stromingen en richtingen, dat maakt de zaak juist interessant
en levendig."
Hieruit
concludeer ik dat je je niet afzet tegen een bepaalde groep.
,,Het
zou niet best zijn als we allemaal gelijk zouden spelen (lacht).
Toch zie je in orgelbladen nogal eens een toon overheersen, ook
onder vakmensen, die waarschijnlijk dan niet de jouwe is. Nou ja,
kijk, ik heb wel dingen waar ik fel in ben, vooral de kwaliteit
van de instrumenten; daar ben ik niet vrij van een bepaalde rechtlijnigheid.
Maar wat orgelspel betreft, nee. Ik bedoel, ons land is juist het
mooiste land van de wereld omdat alles ze gevarieerd is. De natuur,
het landschap, de mensen, hun godsdienst, hun politiek, alles is
ze geweldig gedifferentieerd en daardoor boeiend; dat is Holland.
Dus ook de muziek en ook de orgels en het orgelspel. Waar ik alleen
erg fel tegen ben is minderwaardige kwaliteit, maar niet tegen een
bepaalde orgelstijl."
Orgelbouw
We zijn nu aangekomen bij een belangrijke bezigheid, je werkzaamheden
als adviseur. Hoeveel orgels heb je momenteel in portefeuille?
,,Ik denk een honderd, maar op dit moment zijn er een stuk of vijftien
waar wat mee te doen is. Die in restauratie zijn, waar plannen voor
worden gemaakt of waar een subsidie voor aangevraagd moet worden."
De
samenwerking met orgelbouwers verloopt nogal schematisch in onze
traditie. Zit er niet een gevaar in dat adviseurs orgelbouwers bevoordelen
of benadelen?
,,Dat
is moeilijk te zeggen. Je hebt natuurlijk zelf een persoonlijke
voorkeur. Ik probeer het zo objectief mogelijk te doen. Als er bijvoorbeeld
een nieuw orgel gebouwd moet worden dan ga ik uitvoerig met de plaatselijke
orgelcommissie orgeltochten houden. En ik probeer hen dan een keuze
te laten maken. Wel uit zon groot mogelijk aantal orgelmakers
waar ik zelf achter sta."
Is
het daarbij bepalend dat een orgelmaker zelf zijn pijpen maakt?
,,Nee,
dat is niet altijd bepalend, nee. Wel is het zo dat pijpen tenslotte
het belangrijkste zijn van een orgel. Wanneer een orgelmaker zelf
zijn pijpen maakt dan betekent dit dat hij er veel zorg aan besteedt
en doorgaans de beste kwaliteit levert. Orgelmakers hebben voor
het pijpwerk meestal een aantal mensuurtabellen, voor een grote-
een middelgrote- en een kleine kerk. Persoonlijk vind ik dit te
schematisch en zou meer variatie wensen bij nieuwe orgels, temeer
daar het meestal nieuwe kerken zijn waarvoor deze worden gemaakt."
,,Tot aan Arp Schnitger was het mensuurbeeld gevarieerd, daarna
kreeg men al eenheidsmensuren, bijvoorbeeld bij Hinsz. Desondanks
werden er toch prachtige instrumenten gebouwd. Vergeet niet dat
er zoveel zaken bij een orgel een rol spelen: windvoorziening, de
intonatie. Je komt soms bij pijpen waar je versteld staat dat er
nog zoveel uitkomt. Dat is gewoon een kwestie van intonatie. Er
wordt veel gewicht gehecht aan mensuurbeelden, maar het is een onderdeel
van het totaal."
,,Je hebt zoveel maten aan een pijp. De wanddikte bijvoorbeeld,
die niet in goede verhouding staat tot de winddruk, dan kun je zon
wijde mensuur nemen, maar dan komt er geen optimaal geluid uit.
Je hebt bijvoorbeeld pijpen in een bepaalde periode die van tin
zijn, heel dun en licht pijpwerk, die klinken prachtig. En daarnaast
heb je een gotisch orgel met zwaar loden pijpwerk dat eveneens schitterende
klank heeft. Het ligt allemaal gecompliceerd."
Er
zit veel handwerk aan een orgel. De prijzen zijn hoog. Is dat het
altijd waard?
,,Gerekend
naar de kwaliteit zijn de prijzen niet hoog. Het is niet zo dat
de orgelmakers enorme Winsten maken. Er is wel een tijd geweest
- de vijftiger en zestiger jaren - toen werd er subsidie gegeven
bij restauraties, dat was onuitputtelijk. Parallel ging dan ook
de nieuwbouw duur worden, maar die tijd is al lang voorbij. Nu wordt
er scherp gecalculeerd."
Amerika
Buitenlandse adviezen, heb je daar ervaring mee?
,,Niet
als officieel adviseur. Je wordt wel eens bij een oud orgel geroepen.
Kijk, waar een heel interessante ontwikkeling gaande is, en dat
is hier nauwelijks bekend, dat is in Amerika. Daar zijn orgelmakers,
die op een niveau bouwen dat zich hier kan meten met het allerbeste.
In Amerika is nog geld om grote orgels te bouwen."
,,In april ga ik weer naar Amerika om mee te werken aan de inwijdingsfeesten
van een groot orgel van John Brambaugh een 32 voets (!) orgel ter
grootte van het orgel hier in de Bavo. En er worden meer van zulke
orgels gebouwd. Helaas klinken de meeste kerken in Amerika beroerd,
er is geen akoestiek. Die Amerikaanse orgelmakers vragen mij wel
eens om advies, of om gegevens of vragen mn mening over een
dispositie enzovoort."
Als
bewijs van wat je zegt mag ik aanvoeren dat je als een van de twaalf
internationale scribenten een artikel hebt geschreven. een soort
in memoriam over de twee jaar geleden overleden Charles
Fisk. Was hij een van de orgelbouwpioniers in Amerika?
,,Ja,
deze orgelmaker had een niveau waar we hier geen weet van hebben.
Ik heb de NCRV. bijvoorbeeld al eens gezegd: Maak eens een
serie uitzendingen over deze orgels, dat is buitengewoon interessant
en de opnamen zijn voorhanden. Maar ze reageren nauwelijks
en dat is natuurlijk stom. Een andere omroep maakte wel een serie
over orgels in de VS, maar dat waren juist de brulboeien,
slechte fabrieksorgels, wel veel registers natuurlijk. Maar dat
is geen interessante ontwikkeling geweest.
,,De ambachtelijke Amerikaanse orgelmakers kennen de historische
orgels in Europa vaak beter dan onze eigen orgelbouwers. Zoals Amerika
veel op wetenschappelijk gebied aan gegevens heeft; denk maar eens
aan de koralen van Bach die in Amerika zijn gevonden."
Hoewel
deze koralen niet erg snel zijn gevonden.
,,Nee
goed, maar in ieder geval waren ze daar aanwezig, en zo is er in
Amerika ook veel kennis van historische orgels in Europa."
Je
leest nogal eens van Nederlandse organisten dat zij een concerttournee
in Amerika maken; gevraagd naar hun ervaringen hoor je vaak dat
het vooral concerten zijn voor emigranten die een stukje nestgeur
opsnuiven. Heb je ook weleens iets dergelijks gedaan, of zit zoiets
eraan te komen?
,,Nee,
niet op die manier voor emigrantenconcerten, maar wel heb ik contact
met vooraanstaande musici uit de Reformed Church in Amerika. Die
willen nu een nieuw gezangenboek hebben. Waar ik dan wel voor gevraagd
word is onder andere psalmzangavonden te houden. Zo dat ze die begeleidingen
horen en die psalmen weer leren zingen. Zodoende willen ze steun
verwerven voor hun streven om meer psalmen in hun (nieuwe) liederenbundel
op te nemen."
Interessant,
dus wellicht zit daar ook nog eens een plaat in.
,,Misschien
wel, maar dat is niet zo belangrijk. Kijk, Amerikanen komen hier
in de Bavo en dan horen ze je spelen en begeleiden en dan zeggen
ze: Kom ook eens naar Amerika. Maar dan valt het daar
meestal tegen want je hebt er niet die akoestiek zoals in de Bavo."
Is
er dan geen enkele goedklinkende kerk in de VS?
,,Het
zijn hoge uitzonderingen. In Amerikaanse kerkgebouwen hebben ze
kamerbreed tapijt op de kerkvloer. In Nederland begint dit trouwens
ook een plaag te worden. Je helpt met vloerbedekking de akoestiek
om zeep. Ik ben eigenlijk overal waar ik adviseur ben in gevecht
tegen vloerbedekking, want je hoort het onmiddellijk; de klank is
weg.
Zelfs in de Bavo is dat gebeurd! Voor het koor werd een vloerbedekking
cadeau gedaan die niet geweigerd kon worden. De fraaie akoestiek
in het koor is er echter wel ernstig door aangetast."
Gelukkig
dus maar dat er mensen zijn zoals jij die over deze en andere genoemde
kwesties met overwicht kunnen spreken en adviseren.
,,Nou
het valt soms tegen hoor wat je kunt bereiken."
Bron:
De
Orgelvriend
|